X ontvangt in 2019 volgens renseignement van het pensioenfonds een pensioenuitkering van € 84.061. Op deze uitkering is derdenbeslag gelegd, waardoor € 50.441 direct naar de gerechtsdeurwaarder gaat. Daarnaast incasseert de beslaglegger via bankbeslag nog € 38.502. X geeft in zijn aangifte een negatieve pensioenuitkering van € 3266 op en stelt zijn inkomen uit werk en woning op € 13.294. De inspecteur stelt het belastbaar inkomen vast op € 100.621 en rekent de volledige pensioenuitkering mee. X betoogt dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd en dat zijn hoorrecht en inzagerecht zijn geschonden. De inspecteur biedt gelegenheid tot horen en inzage, maar X wijst dit af. In geschil is of de door beslag geïnde bedragen op de pensioenuitkering belastbaar zijn en of procedurele rechten zijn geschonden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de pensioenuitkering volledig aan X ter beschikking is gesteld. Beslag door een schuldeiser leidt tot schuldvermindering en vormt een vorm van genieten volgens artikelen 3.81 en 3.146 Wet IB 2001. Het deel dat direct aan de beslaglegger wordt betaald, blijft daarom belastbaar inkomen. De rechtbank stelt vast dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd en dat geen schending van hoorrecht of inzagerecht heeft plaatsgevonden, nu X zelf van deze rechten afziet. Het beroep is ongegrond en de aanslag blijft in stand.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.146
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.81
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.42
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 21 november
Informatiesoort: VN Vandaag