De inspecteur legt een IB/PVV-aanslag 2011 op aan belanghebbende, X. Hierbij wordt het maximale premiebedrag voor het jaar 2011 (€ 10.415) in rekening gebracht. Uit een door de Belastingdienst uitgevoerd derdenonderzoek bij het A-concern blijkt dat X inkomsten heeft ontvangen via Q Ltd., een Maleisische vennootschap van het A-concern dat een technisch detacheringsbureau in de olie- en gasindustrie exploiteert. X heeft deze inkomsten niet aangegeven. De inspecteur legt een IB/PVV-navorderingsaanslag 2011 op aan X. X is van mening dat € 6368 teveel aan premie is geheven en dat de navorderingsaanslag met dit bedrag moet worden verminderd. Hof Den Haag oordeelt dat de navorderingsaanslag niet wordt verminderd, zelfs als teveel premie zou zijn geheven bij de aanslag. Volgens het hof ziet de navorderingsaanslag namelijk alleen maar op de navordering van belasting, al is daarop ook premie vermeld. Het maximale premiebedrag is dus al geheven bij de aanslag, die onherroepelijk vaststaat. Voor zover teveel premie zou zijn geheven bij de aanslag, betekent het ook dat de navorderingsaanslag niet op die grond kan worden verminderd. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de navorderingsaanslag niet kan worden verminderd voor zover teveel premie zou zijn geheven bij de aanslag. De navorderingsaanslag heeft namelijk alleen betrekking op de IB. Dat het opschrift van het navorderingsaanslagbiljet ‘IB en PVV’ vermeldt, is niet maatgevend voor de inhoud van de navorderingsaanslag. De Hoge Raad gaat vervolgens in op situaties waarbij de hoogte van de premie wel aan de orde kan komen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Premieheffing, Inkomstenbelasting
Editie: 14 juli
Informatiesoort: VN Vandaag