De vader van X overlijdt in 2018. Op grond van het (Amerikaans) testament zijn X en zijn broer ieder voor de helft erfgenaam. X reageert niet op de uitnodiging tot het doen van aangifte erfbelasting, ook niet na herinnering en aanmaning. In 2021 stelt de inspecteur daarom ambtshalve de aanslag vast. De schatting van de nalatenschap bedraagt € 1.072.241, gebaseerd op gegevens uit een strafrechtelijk witwasonderzoek bij de broer van X. Tijdens een huiszoeking worden goud, munten, contant geld en buitenlandse bankbiljetten aangetroffen, waarvan de broer verklaart dat deze uit de nalatenschap komen. De inspecteur rekent de helft toe aan X en legt tevens een verzuimboete op.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er sprake is van een redelijke schatting doordat de inspecteur de omvang van de nalatenschap heeft gebaseerd op strafrechtelijke onderzoeksgegevens. Omdat X geen aangifte indient binnen de gestelde termijn is er sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. X toont niet overtuigend aan dat de schatting onjuist is of dat de vermogensbestanddelen niet tot de nalatenschap behoren. Daarom blijft de aanslag in stand.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 9
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Schenk- en erfbelasting
Editie: 19 september
Informatiesoort: VN Vandaag