De werknemers van X bouwen hun Individueel Keuze Budget per maand op. Onderdeel daarvan is de reiskostenvergoeding. De werknemers moeten hun keuze in het voorafgaande jaar invullen in het programma Youforce. In verband met de coronamaatregelen keurt de staatssecretaris goed dat werkgevers een onbelaste reiskostenvergoeding mogen blijven verstrekken ondanks het veranderende reispatroon in verband met de lockdown. X merkt de reiskostenvergoeding aan als een gerichte vrijstelling en keert de reiskostenvergoeding onbelast uit aan haar werknemers. De inspecteur legt een LH-naheffingsaanslag op aan X. Hij is van mening dat de werknemers van X uiterlijk 12 maart 2020 in het programma Flex Benefits hadden moeten aangegeven dat zij in 2020 de onbelaste reiskostenvergoeding willen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat uit de goedkeuringsbesluiten niet volgt dat er vóór 13 maart 2020 sprake moet zijn van een onvoorwaardelijk recht op een vaste reiskostenvergoeding. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van de inspecteur. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet met succes een beroep kan doen op de goedkeuring in het Besluit van 14 april 2020 (V-N 2020/19.3) voor betalingen van reiskostenvergoedingen voor zover de bestedingskeuze niet vóór 13 maart 2020 in het salarissysteem is gemaakt. Het hof baseert zich daarbij op het Besluit van 14 april 2020 en de kamerbrief van 14 april 2020 waarin de Staatssecretaris van Financiën de goedkeuring aankondigt. Uit een analyse van deze stukken, en het Besluit van 20 maart 2015 (V-N 2015/18.12) over het bepalen van een vaste onbelaste reiskostenvergoeding, volgt volgens het hof dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 31a
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Loonbelasting
Editie: 6 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag