Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de rentekosten tot een bedrag van € 6.003.507 en de afschrijvingslast op de doorbelaste kosten van € 757.631 niet in aftrek worden beperkt door art. 10a Wet VPB 1969. Volgens de rechtbank is namelijk voldaan aan de dubbele zakelijkheidstoets.

In verband met de overname van Q wordt belanghebbende, X BV, medio 2017 opgericht. Enig aandeelhouder van X BV is het in het Verenigd Koninkrijk gevestigde A Ltd. X BV en A Ltd. maken onderdeel uit van de internationale investeringsonderneming Z. A Ltd. heeft in verband met de overname van Q diverse overeenkomsten van geldlening gesloten met een aantal kredietverstrekkers. Op 31 augustus 2017 leent X BV € 233 mln, het bedrag dat door A Ltd. op haar aandelen is gestort en het bedrag van de aandeelhouderslening, aan haar dochter K Ltd. K Ltd. verkrijgt vervolgens de aandelen in Q. In geschil is de VPB-aanslag voor het boekjaar 2017/2018. De inspecteur legt een aanslag op naar een belastbaar bedrag van € 13.457.369. Daarbij corrigeert hij de geclaimde renteaftrek van € 6.147.879, een afschrijvingslast van € 757.631 op doorbelaste kosten en de aftrek van overige rentelasten van € 82.911.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de rentekosten tot een bedrag van € 6.003.507 en de afschrijvingslast op de doorbelaste kosten van € 757.631 niet in aftrek worden beperkt door art. 10a Wet VPB 1969. Volgens de rechtbank is namelijk voldaan aan de dubbele zakelijkheidstoets, omdat X BV aantoont dat aan zowel de schuld als de rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. De door X BV voor de rechtshandeling gegeven beweegredenen zijn zakelijk. Ook is aannemelijk dat hierdoor zakelijke motieven ten grondslag hebben gelegen aan de structurering van de overname. Voor de doorbelaste kosten geldt dat ze terecht zijn doorbelast omdat aannemelijk is dat die kosten verband houden met de aandeelhouderslening. De rentekosten van € 82.911 zijn ook aftrekbaar. De rechtbank wijst er daarbij op dat deze kosten in de jaarrekening zijn opgenomen. De stelling van de inspecteur dat ze niet zijn onderbouwd, treft geen doel. De aanslag wordt verlaagd naar een belastbare winst van € 6.596.827.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8B

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 10a

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.8

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 24 september

Informatiesoort: VN Vandaag

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen