Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan doordat bij het vaststellen van de winst met betrekking tot de onroerende zaken is uitgegaan van de WOZ-waarden.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verstrekking van een optie aan X door X BV een vermogensverschuiving inhoudt, waardoor een uitdeling aan X heeft plaatsgevonden. Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang is niet te hoog vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de fiscale eenheid niet aannemelijk maakt dat de machine in vier delen naar een afnemer in Duitsland is vervoerd. Het BTW-nultarief is ten onrechte toegepast.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de waarde van de aandelen in de Tsjechische vennootschap hoger was dan de aankoopsom.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven door het niet aangeven van Zwitserse banktegoeden. De vergrijpboetes van 60% zijn passend en geboden.

Hof ’s-Hertogenbosch verklaart na op zitting telefonisch contact te hebben gehad met X het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat de gestelde gemachtigde niet bevoegd is om de procedure te voeren.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de keuze om het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt niet kan worden gewijzigd nadat de aanslag onherroepelijk vaststaat. Het verzoek om ambtshalve vermindering is terecht afgewezen.

Met het vaststellen van een rechtspraakstrategie voor artificiële intelligentie (AI) is onlangs het landelijk programma AI bij de Rechtspraak van start gegaan. De Rechtspraak kiest er op dit moment voor om toepassingen te ontwikkelen die buiten het rechterlijke domein blijven. Eén van de toepassingen is bijvoorbeeld het ontwikkelen van een chatbot om de bezoekers van de website te helpen bij het zoeken van informatie.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn prejudiciële beslissing van 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:653, V-N 2024/20.16, dat het oordeel van het hof dat de EU-restantvoorraadregeling de uit de wet voortvloeiende discriminatie in heffing van BPM rechtvaardigt, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Volgt verwijzing.

De Hoge Raad oordeelt dat het voor het recht op een proceskostenvergoeding niet uitmaakt of een incidenteel hoger beroep is opgenomen in een afzonderlijk geschrift of in het verweerschrift tegen het principale hoger beroep.

De Hoge Raad oordeelt dat de opties ‘marktsituatie’ en ‘marktsituatie handelaar’ in de koerslijst van Eurotax zijn vervallen na het belastbare feit. De aanslag wordt verlaagd tot € 6957.