In verband met de aankoop van een Mexicaanse vennootschap verstrekt belanghebbende, X BV, een lening van $ 53,4 mln aan A BV. Daarbij is een rente van 5,15% afgesproken. Verder is A BV een boeterente van 10,3% verschuldigd als een aflossing niet op de afgesproken datum wordt betaald. Naar aanleiding van de Panama-papers worden aanvullende voorwaarden overeengekomen. A BV voldoet echter niet aan haar verplichtingen. In haar VPB-aangiften voert X BV een voorziening op voor de rentebetalingen van A BV die zij niet heeft ontvangen. De inspecteur accepteert de voorziening echter niet. Verder is de inspecteur van mening dat de betalingen van A BV geen aflossingen betreffen maar rente. Als laatste corrigeert de inspecteur de aangiften van X BV in verband met de niet betaalde boeterente. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat sprake is van een onzakelijke lening en verwerpt de stelling van X BV dat de waarde in het economisch verkeer van de rentevordering nihil is.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van een onzakelijke lening. Hij maakt namelijk niet aannemelijk dat X BV door het verstrekken van de lening aan A BV een onaanvaardbaar debiteurenrisico op zich heeft genomen. Met betrekking tot de rentecorrecties stelt het hof vast dat X BV de door haar gestelde afwaardering van de vordering op A BV niet aannemelijk maakt. De stukken die haar stelling moeten onderbouwen dat A BV niet in staat is om de maandelijkse rentebetalingen te voldoen, zijn daartoe onvoldoende. Zij bieden namelijk geen inzicht in de gegevens die aan de berekeningen ten grondslag liggen, zodat de becijferde waardes oncontroleerbaar zijn. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetingang:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Editie: 13 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag