Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een schade-uitkering na een woningbrand niet kwalificeert als een fiscaal nieuwbouwdepot en daardoor tot het box 3 vermogen behoort. Het beroep van X op de goedkeuring van de Minister van Financiën slaagt niet.

Na een brand in december 2016 is de woning van X en zijn ex-echtgenote onbewoonbaar. De verzekeraar keert in 2017 een schadevergoeding uit voor de opstal, die wordt gestort op een rekening die X in de aangifte IB/PVV 2018 vermeldt als ‘nieuwbouwdepot’ in box 1. De woning wordt herbouwd en later aan de ex-echtgenote toebedeeld. Partijen kiezen in de aangifte 2018 voor fiscaal partnerschap en spreken af dat het volledige box 3 inkomen bij X wordt belast. Tijdens het hoger beroep komen zij overeen dat voor 2018-2020 geen aftrekbare rentekosten gelden. Het resterende geschil gaat over de fiscale boxindeling van de schade-uitkering en een mogelijke vergoeding van werkelijke proceskosten.

In geschil is of de schade-uitkering als nieuwbouwdepot tot box 1 of als vermogen tot box 3 behoort.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X, die zich beroept op een goedkeuring van de Minister van Financiën in paragraaf 3.4 van het Besluit van 10 juni 2020, DGB2010/921, Stcrt. 2010, 8462, V-N 2010/28.19, niet bewijst dat sprake is van een lening met storting in een specifiek nieuwbouwdepot zoals in het besluit omschreven. Er is enkel een aanspraak op uitkering uit de opstalverzekering zichtbaar, zonder onderliggende depotdocumentatie die aan de voorwaarden voldoet. Het gelijk ligt bij de inspecteur: de uitkering behoort tot box 3. X' hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 2.14

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.111

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 18 november

Informatiesoort: VN Vandaag

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen