Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen voorziening kan vormen voor schadevergoedingen wegens oplichting, omdat in 2018 geen betalingen aan benadeelden plaatsvinden.

X geeft in het jaar 2018 een belastbare winst uit onderneming aan van € 38.720 in zijn aangifte IB/PVV. Nadat X schuldig is bevonden in een strafzaak en schadevergoedingen moet betalen, dient hij een tweede aangifte IB/PVV 2018 in met een buitengewone last van € 1.121.686. In hoger beroep in de strafzaak is de schadevergoeding verlaagd tot € 405.436, maar de uitspraak is nog niet onherroepelijk. In geschil is of X een buitengewone last ten laste van de winst mag brengen in verband met het vormen van een voorziening.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in navolging van de rechtbank dat X geen voorziening kan vormen. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2299, V-N 2011/47.10, kan de voldoening van een geldbedrag wegens de ontneming van een wederrechtelijk verkregen voordeel pas ten laste van de winst worden gebracht op het moment dat het geldbedrag het vermogen van de belastingplichtige heeft verlaten. Dit geldt ook voor een vergoeding van door een misdrijf veroorzaakte schade. Het beroep op het Baksteenarrest biedt geen uitkomst, omdat het arrest van 2011 een specifieke uitzondering vormt en bovendien het zekerheidsvereiste ontbreekt: de hoogte en betaling van de schade zijn onzeker door de lopende cassatieprocedure en financiële onduidelijkheid. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.14

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 10 november

Informatiesoort: VN Vandaag

508

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen