X start op 1 mei 2012 een IT-adviesbedrijf. De aangiften IB/PVV van 2012 tot en met 2020 tonen wisselende resultaten, vaak verlies. Na verkregen uitstel voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2019 dient X, ook na herinnering en aanmaning, geen aangifte in. De inspecteur stelt het inkomen ambtshalve vast op € 29.000 en legt een verzuimboete op. X maakt bezwaar en dient alsnog aangifte in met een verlies van € 3373. Bij uitspraak op bezwaar handhaaft de inspecteur de boete en schat het inkomen op € 15.000. X gaat in beroep. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslagen en de boete. Beide partijen gaan in hoger beroep. In hoger beroep is in geschil of de aanslagen IB/PVV en Zvw 2019 en de verzuimboete terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan, waardoor de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Volgens het hof toont X niet overtuigend aan dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormen. De schatting van het inkomen op basis van het gemiddelde van een bijstandsuitkering en het minimumloon door de inspecteur doorstaat de redelijkheidstoets. De verzuimboete van € 385 blijft gehandhaafd, gezien het herhaaldelijk niet tijdig indienen van aangiften door X. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond en het incidentele hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 juli
Informatiesoort: VN Vandaag