Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar art. 40 lid 2 Wet WOZ schendt door gevraagde gegevens pas in beroep te verstrekken, waardoor een proceskostenvergoeding wordt toegekend.

X is eigenaar van een hoekwoning met aanbouw, berging en twee dakkapellen. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor 2022 vast met waardepeildatum 1 januari 2021. X maakt bezwaar en verzoekt op grond van art. 40 Wet WOZ en art. 7:4 Awb om specifieke stukken zoals grondstaffels, KOUDV-factoren en waardering van bijgebouwen. Een deel van de informatie, waaronder de onderbouwing van de waardering van bijgebouwen, verstrekt de heffingsambtenaar pas in beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor proceskostenvergoeding, ondanks de vastgestelde schending van art. 40 lid 2 Wet WOZ. X stelt hoger beroep in over zowel de WOZ-waarde als de proceskostenvergoeding. In geschil is of schending van art. 40 lid 2 Wet WOZ leidt tot proceskostenvergoeding bij instandhouding van de WOZ-waarde.

Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar de informatieplicht van art. 40 lid 2 Wet WOZ schendt, omdat de onderbouwing van de waardering van de bijgebouwen pas in de beroepsfase is verstrekt, ondanks een voldoende specifiek verzoek in bezwaar. Het hof stelt vast dat dit een formeelrechtelijke tekortkoming is die normaliter tot proceskostenvergoeding leidt, tenzij bijzondere omstandigheden zich voordoen. Die ontbreken hier. De WOZ-waarde blijft in stand, omdat de door X overgelegde tegenrapportage onvoldoende onderbouwd en deels feitelijk onjuist is. Het hoger beroep is gegrond voor het proceskostenaspect, en de heffingsambtenaar moet de proceskosten en het griffierecht vergoeden.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet waardering onroerende zaken artikel 40

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.4

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 14 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen