X ontvangt op 9 april 2018 drie schenkingen. De eerste betreft aandelen in een BV waarin een NSW-landgoed is ondergebracht. Voor de heffing van schenkbelasting kwalificeert deze BV als fiscaal transparant. Als de waarde van het NSW-landgoed voor de toepassing van de invorderingsvrijstelling (art. 7 NSW 1928) op nihil wordt gesteld, heeft die schenking een negatieve waarde. In geschil is of deze voor de samentelbepaling (art. 27 SW) gesaldeerd kan worden met de andere schenkingen. De tweede schenking is € 30.000 onder schuldigerkenning en de derde is een contante schenking van € 65.000. De opgelegde aanslagen schenkbelasting zijn respectievelijk nihil, € 3649 en € 6133.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat volgens de systematiek van de Successiewet het belastbare bedrag ter zake van de schenkingen eerst afzonderlijk moet worden bepaald. Pas daarna wordt toegekomen aan de samentelbepaling van art. 27 SW. Een negatieve schenking is niet mogelijk en daarom heeft deze voor de samentelbepaling een waarde van nihil. De rechtbank volgt X niet in zijn standpunt dat hij een deel van de kindvrijstelling heeft verloren doordat voor iedere schenking afzonderlijk een aanslag is opgelegd. Het beroep van X is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt hij wel een immateriële schadevergoeding van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Successiewet 1956 artikel 27

Natuurschoonwet 1928 artikel 7