X stelt in hoger beroep, zoals eerder in bezwaar en beroep, dat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen en dat daarom ten onrechte aanmaningskosten zijn opgelegd. De invorderingsambtenaar acht deze stelling ongeloofwaardig, mede omdat het kantoor van de gemachtigde in meerdere procedures soortgelijke beweringen doet.
Hof Arnhem-Leeuwarden acht de stelling van X dat hij de naheffingsaanslag niet ontvangen heeft niet bij voorbaat ongeloofwaardig. Het hof erkent het patroon dat de gemachtigde veelvuldig de stelling inneemt dat bepaalde besluiten van een bestuursorgaan niet zijn ontvangen, maar wijst ook op bredere zorgen over de betrouwbaarheid van postbezorging door bestuursorganen. Daarom acht het hof de stelling van X niet bij voorbaat ongeloofwaardig. Volgens vaste rechtspraak moet in zulke gevallen de ambtenaar aannemelijk maken dat de aanslag is verzonden. Die bewijslast omvat het aantonen van aanbieding aan een postvervoerbedrijf, maar niet per se via een verzendadministratie. In dit geval slaagt de invorderingsambtenaar niet in het bewijs en oordeelt het hof dat de aanmaningskosten ten onrechte aan X in rekening zijn gebracht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17