X maakt bezwaar tegen de aanslagen OZB eigenarenbelasting van de gemeente Vlaardingen. De gemeenteraad heeft in 2021 het tarief voor de eigenarenbelasting verdubbeld ten opzichte van 2020 en tegelijk de gebruikersbelasting voor niet-woningen afgeschaft. Hof Den Haag verklaart het tarief voor 2021 onverbindend voor zover dit het tarief uit 2020, vermeerderd met een algemene stijging van 3%, overstijgt.

De Hoge Raad oordeelt dat het besluit van de gemeente Vlaardingen om de OZB-gebruikersbelasting voor niet-woningen af te schaffen, gecombineerd met een verdubbeling van het eigenarentarief voor die groep onzorgvuldig is voorbereid en gebrekkig is gemotiveerd. Het hof heeft feitelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat uit de stukken van de heffingsambtenaar niet blijkt dat bij de voorbereiding van het verdubbelingsbesluit de nadelige gevolgen daarvan voor de eigenaren van niet-woningen zijn meegewogen. Aan dat oordeel heeft het hof terecht de gevolgtrekking verbonden dat sprake is geweest van een onzorgvuldige voorbereiding en een gebrekkige motivering. Deze gebreken zijn van dien aard dat niet kan worden beoordeeld of het desbetreffende voorschrift in de verordening in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In het oordeel van het hof ligt besloten dat de uitzondering, waarbij de negatieve gevolgen zo beperkt zijn dat zij zonder meer als evenredig kunnen worden aangemerkt, zich hier niet voordoet. Het hof had daarom geen oordeel mogen geven over de strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel, maar had de tariefbepaling uit de OZB-verordening ten aanzien van X buiten toepassing moeten laten. De Hoge Raad doet dit alsnog. Dit betekent dat het tarief van 2020 van kracht blijft, zonder de 3% toeslag die het hof had toegestaan. De zaak wordt aangehouden om X in staat te stellen bewijs te leveren dat zij als ‘bijzonder geval’ in de zin van HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, V-N 2025/5.27 buiten de werking van de lagere proceskostenvergoeding van art. 30a Wet WOZ valt.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Gemeentewet artikel 220F

Gemeentewet artikel 220