X exploiteert in een maatschap samen met zijn echtgenote een dierenartspraktijk, waarin zij door middel van BV's ieder een belang hebben van 50%. In 2021 start de inspecteur een boekenonderzoek naar aanleiding van verdachte transactie meldingen (VT-meldingen) die de FIOD van de FIU heeft ontvangen. Uit de meldingen blijkt dat X regelmatig grote contante stortingen op zijn rekening doet. Volgens X zijn de contant gestorte bedragen afkomstig van de verkoop van paarden. In beroep is in geschil de naheffingsaanslag omzetbelasting over 2017 - 2021.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de naheffingsaanslag met betrekking tot de paarden die voor de opfok in een Poolse stal staan en van daaruit zijn verkocht ten onrechte is opgelegd. Deze leveringen zijn niet in Nederland, maar in Polen belast. De naheffingsaanslag wordt daarom verlaagd tot € 77.520. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd aan X en niet aan de maatschap van X en zijn echtgenote. De financiële afwikkeling verloopt namelijk altijd via rekeningen van X privé en zijn holding. X claimt ook vergeefs toepassing van onder meer de margeregeling en het lage BTW-tarief. De BTW is door de inspecteur berekend over de marge en niet over de bruto-omzet. Het lage tarief geldt alleen voor paarden die uiteindelijk zijn bestemd voor menselijke consumptie of voor gebruik in de landbouw, alsmede voor paarden die kennelijk zijn bestemd voor het fokken daarvan. X' beroep is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 27
Wet op de omzetbelasting 1968 28b
Wet op de omzetbelasting 1968 5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 2 mei
Informatiesoort: VN Vandaag