Advocaat-generaal Wattel concludeert dat het ambtshalve opleggen van een definitieve aanslag, voordat de aangiftetermijn is verstreken, niet tot vernietiging van de aanslag leidt. X SA is namelijk niet benadeeld door de voortvarende ambtshalve aanslagoplegging.

X SA is in 1997 opgericht in Luxemburg en bezit sinds 2003 onroerende zaken in Nederland. Per 1 april 2018 is een in Nederland wonende ondernemer geregistreerd als de UBO. In 2010 sluit X SA een huurovereenkomst met een BV, vertegenwoordigd door de UBO, voor de verhuur van een terrein. De inspecteur legt een ambtshalve VPB-aanslag 2018 op naar een belastbaar bedrag van € 21.150. Volgens X SA is het belastbaar bedrag echter nihil. Daarnaast stelt X SA dat de ambtshalve aanslag is opgelegd zowel vóór verloop van de aangiftetermijn als vóór indiening van de aangifte, zodat de aanslag moet worden vernietigd. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat vanaf 1 april 2018 een zakelijke huur tot de winst van X SA moet worden gerekend. Deze zakelijke huur bedraagt volgens het hof € 13.500 (5% van de verlaagde WOZ-waarde van € 270.000). Het hof verlaagt de aanslag. Dat de ambtshalve aanslag is opgelegd voordat de aangiftetermijn is verlopen en de aangifte is ingediend, acht het hof niet van belang. X SA gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat het ambtshalve opleggen van een definitieve aanslag, voordat de aangiftetermijn is verstreken, niet tot vernietiging van de aanslag leidt. X SA is namelijk niet benadeeld door de voortvarende ambtshalve aanslagoplegging. Zij heeft gebruik kunnen maken van haar hoor-, bezwaar- en beroepsrechten. Verder merkt de A-G op dat geen sprake is van een onzorgvuldige aanslagoplegging, alleen maar omdat de inspecteur niet heeft gewacht tot na afloop van de aangiftetermijn met het opleggen van de aanslag. Verder maakt X SA volgens de A-G ook niet duidelijk hoe het ambtshalve opleggen van de aanslag vóór verloop van de aangiftetermijn het rechtszekerheidsbeginsel zou schenden. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:84

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene wet inzake rijksbelastingen 6

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Vennootschapsbelasting

Editie: 4 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

351

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen