Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht afzonderlijk belastingrente berekent, omdat de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk bepaalt dat deze conform de wettelijke regels wordt vastgesteld.

X BV dient over de jaren 2020 tot en met 2022 aangiften loonheffingen in. Na een boekenonderzoek ontstaat tussen X BV en de inspecteur discussie over de aanvaardbaarheid van de aangiften. Partijen bereiken op 28 november 2023 mondeling een compromis. De bestuurder van X BV ondertekent op 20 december 2023 de vaststellingsovereenkomst, met een toevoeging waarin wordt verwezen naar het mondeling bereikte akkoord en de afgesproken bedragen per jaar. De toenmalige adviseur van X BV tekent voor gezien. In de overeenkomst staat dat de belastingrente conform de wettelijke bepalingen wordt berekend. Op 20 februari 2024 legt de inspecteur een naheffingsaanslag op aangevuld met een belastingrentebeschikking. In geschil is of de overeengekomen bedragen in de vaststellingsovereenkomst inclusief belastingrente zijn en of de berekende rente correct is vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst duidelijk bepaalt dat de belastingrente volgens de wettelijke regels wordt berekend en dat geen alternatieve afspraken zijn gemaakt. X BV maakt niet aannemelijk dat de rente in het na te heffen bedrag is inbegrepen. Het beroep op het verlaagde rentepercentage tijdens de coronaperiode faalt, omdat de berekeningsperiode pas in 2021 begint en het wettelijke percentage dan geldt. De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27H

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 28

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 november

Informatiesoort: VN Vandaag

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen