X exploiteert een vervoersbedrijf. In oktober 2018 doorzoekt de FIOD een loods, die zich achter de woning van X en zijn echtgenote bevindt. Zij zijn hiervan de economische eigenaren. De vader van X is de juridische eigenaar. In de loods wordt een complete sigarettenfabriek, inclusief grondstoffen en eindproducten, aangetroffen. Zeven personen met de Oekraïense nationaliteit zijn op heterdaad aangehouden. In een nabijgelegen loods van de vader van X zijn 21 pallets met dozen sigaretten aangetroffen. In geschil is de aan X opgelegde naheffingsaanslag accijns van € 499.037. Volgens X verhuurde hij loods waarin de sigarettenfabriek is aangetroffen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X ten tijde van de FIOD-inval het betreffende deel van de loods niet meer verhuurde en dat hij dus fysiek toegang had tot de hele loods. Begin september 2018 had de huurder vanwege een betalingsachterstand namelijk zijn deel van de loods al leeg en bezemschoon achtergelaten. X stelt vergeefs dat de huur daarna contant werd doorbetaald. Hij wordt aangemerkt als degene die de onveraccijnsde sigaretten en tabak voorhanden heeft gehad of daar op zijn minst bij betrokken is geweest. Het feit dat zijn bezittingen bij de inning van de aanslag mogelijk ten gelde gemaakt zullen worden, is geen schending van art. 1 EP EVRM. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet op de accijns 51

Wet op de accijns 2