X BV doet BPM-aangifte voor een VW Transporter Kombi 2.0 TDI L2H1 Comfortline met schade en voldoet € 2666. In geschil of na controle door Domeinen terecht een naheffingsaanslag is opgelegd. Volgens X BV is de auto in de aankoopfactuur omschreven als een Nutzfarzeug en is voor de bestelauto dus geen BTW verschuldigd. Gelet op Verordening (EU) nr. 2018/858 is de kwalificatie van de fabrikant doorslaggevend. Niet in geschil is dat de auto niet voldoet aan de definitie van een BPM-bestelauto.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de wetgever voor de BPM de definitie van bestelauto mag hanteren die afwijkt van de definitie bestelwagen in de verordening, zolang dit maar niet leidt tot discriminatie van gelijksoortige auto's die zich elders in de EU bevinden. De auto voldoet niet aan de definitie van een bestelauto in de Wet BPM, zodat er wel BPM is verschuldigd. X BV stelt terecht dat de inspecteur van een te lage historische nieuwprijs is uitgegaan en verwijst naar de 22-decemberarresten (zie: HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703, V-N 2024/2.10). De aanslag wordt verlaagd tot € 7413. Het maakt niet uit de gehanteerde handelsinkoopwaarde lager is dan wat X BV zelf voor de auto heeft betaald. X BV krijgt een proceskostenvergoeding van € 2687. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt zij ook nog een immateriële schadevergoeding van € 2000.
Wetingang:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 artikel 1
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 artikel 10
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie artikel 110
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 8 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag