X ontvangt in 2018 en 2019 AOW en een pensioen van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). De inspecteur corrigeert de aangegeven ingehouden loonheffing op basis van de renseignementen van de SVB en het PFZW. X stelt dat de ingehouden loonheffing van het PFZW te laag is, omdat hij eigenlijk meer pensioen had moeten ontvangen. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de ingehouden loonheffing terecht gecorrigeerd. Loonheffing die niet daadwerkelijk is ingehouden, kan namelijk niet als ingehouden loonheffing worden aangemerkt. X maakt (nog) geen misbruik van procesrecht door regelmatig vergeefs tot en met de Hoge Raad over dezelfde punten te procederen en toch immateriële schadevergoedingen te ontvangen (zie o.a. V-N 2020/62.2.5, V-N 2014/34.6 en V-N 2023/47.23.4). X krijgt ook thans een immateriële schadevergoeding van € 500. In hoger beroep stelt X dat het PFZW onrechtmatig handelt door te weinig loonbelasting in te houden en af te dragen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat verrekening van loonheffing slechts kan plaatsvinden voor zover die daadwerkelijk op het loon is ingehouden en afgedragen. De belastingrechter is niet bevoegd om de inspecteur op te dragen een boekenonderzoek in te stellen bij het PFZW. In de bezwaarfase heeft de inspecteur niet onrechtmatig gehandeld door een verslag van het hoorgesprek te maken, terwijl X had verzocht om dat achterwege te laten. De rechtbank heeft diverse uitstelverzoeken en het verzoek om wijziging van de zittingslocatie naar Eindhoven terecht afgewezen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 9.2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 28
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 25 juli
Informatiesoort: VN Vandaag