
In 2016 ontvangt de Belastingdienst een spontane e-mail met een excelbestand van de Duitse autoriteiten over vermoedelijk Nederlandse rekeninghouders van de Banque et Caisse d’Epargne et dé l’Etat (BCEE) in Luxemburg. Uitwisseling van gegevens tusen Duitsland en Nederland is volgens de e-mail mogelijk op grond van de EU-bijstandsrichtlijn (2011/16/EU) en het bilaterale Belastingverdrag met Duitsland. De door het Bundeszentralamt für Steuern verstrekte gegevens zijn afkomstig uit een anonieme bron en in de e-mail is het volgende voorbehoud gemaakt: “Diese Informationen unterliegen den Geheimhaltungsbestimmungen der oben genannten Regelungen und dürfen nur für die dort genannten steuerlichen Zwecke verwendet werden.” Een groep belastingplichtigen, waaronder X, weigert structureel informatie te verstrekken over hun buitenlandse vermogen en in het bijzonder over de eventuele de rekeningen bij de BCEE ondanks de wettelijk verplichting daartoe (art. 47 AWR). Het niet voldoen aan de informatieplicht is strafbaar op grond van art. 68 in samenhang met art. 69 AWR. Daarom is het fiscaalstrafrechtelijke onderzoek Cambridge opgestart en is strafrechtelijke vervolging tegen hen ingesteld. X is door Rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot betaling van een boete van € 10.000, subsidiair 85 dagen hechtenis, wegens het opzettelijk niet-verstrekken van door de inspecteur van hem gevorderde fiscaal relevante informatie en documenten. Hof 's-Hertogenbosch verklaart het OM niet-ontvankelijk wegens verdragsschending, omdat gelet op de inhoud van de e-mail van het Duitse Bundeszentralamt für Steuern de verstrekte informatie niet voor de vervolging van een fiscaal delict mocht worden gebruikt. Het OM gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X kan worden vervolgd voor het niet voldoen aan een verzoek om informatie aan de Belastingdienst te verstrekken over zijn buitenlandse vermogen. De verplichting tot het verstrekken van die informatie komt namelijk voort uit het juridisch toegelaten gebruik van de door de Duitse autoriteiten verstrekte informatie. Het oordeel van het hof dat sprake was van “niet geoorloofd gebruik van de (voor fiscale doeleinden verkregen) gegevens voor deze strafprocedure”, is dus niet begrijpelijk. Er is geen sprake van ‘gebruik’ van de Duitse gegevens ‘voor de(ze) strafprocedure’. De strafrechtelijke vervolging ziet louter op het niet voldoen aan het verzoek om informatie. Over die informatieweigering hebben de Duitse autoriteiten geen gegevens verstrekt. Ook voor het overige kunnen de overwegingen van het hof niet zijn oordeel dragen dat het OM niet-ontvankelijk is in de vervolging van X wegens schending van de beginselen van de behoorlijke procesorde. Het beroep van het OM is gegrond. Volgt terugwijzing.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Algemene wet inzake rijksbelastingen 68
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Rubriek: Strafrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Internationaal belastingrecht, Belastingrecht algemeen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 juli
Informatiesoort: VN Vandaag