X ontvangt in 2020 van ABP een nabetaling over eerdere jaren, waardoor zijn jaarinkomen in dat jaar stijgt tot € 89.342. De inspecteur kent hem in 2021 een voorschot teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor 2021 van € 1782 toe, berekend met het hogere inkomen van 2020. In 2021 bedraagt X’ looninkomen € 55.843, wat onder het maximumbijdrageloon van € 58.311 ligt. Bij beschikking van juni 2022 stelt de Inspecteur dat X in 2021 geen recht heeft op teruggaaf en dat het voorschot moet worden terugbetaald. X voert aan dat de berekening in de voorschotbrief onduidelijk is, dat hij geen teruggaaf heeft verzocht, en dat vooraf geld uitkeren zonder zekerheid onhoudbaar is. Ook vindt X dat de inspecteur hem had moeten wijzen op middeling. In geschil is of de inspecteur het verleende voorschot inkomensafhankelijke bijdrage ZVW terecht terugvordert.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur het voorschot inkomensafhankelijke bijdrage ZVW terecht terugvordert, omdat het inkomen van X in 2021 onder het maximumbijdrageloon blijft. De onduidelijke toelichting in de voorschotbrief en het feit dat X geen teruggaaf heeft verzocht, doen daar niet aan af. De wettelijke regeling voorziet in voorschotten, ook als later blijkt dat daar geen recht op bestaat. De inspecteur heeft X correct gewezen op het voorlopige karakter van de teruggaaf. Middeling is uitsluitend mogelijk binnen de inkomstenbelasting en niet onder de Zorgverzekeringswet. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetingang:
Zorgverzekeringswet artikel 50
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Premieheffing, Loonbelasting
Editie: 11 november
Informatiesoort: VN Vandaag