
X BV vormt sinds 2007 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met haar dochter Y BV. Op 4 juni 2018 geeft Y BV opdracht voor de bouw van een nieuw bedrijfspand met kantoor en industriefunctie. De investering bedraagt ruim € 17 miljoen, waarvan het grootste deel ziet op de industriefunctie. Op 29 augustus 2018 meldt X de investering aan bij de RVO onder code D 6115 van de Milieulijst 2018. Op 4 juli 2018 is deze omschrijving gewijzigd met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018. De RVO acht uiteindelijk alleen het kantoor kwalificerend onder D 6115 en de industriefunctie onder E 6112. De inspecteur neemt dit over en kent slechts gedeeltelijke MIA toe. X stelt dat moet worden getoetst aan de versie van de Milieulijst van vóór 4 juli 2018 en dat haar fabriek voldoet aan de daarin opgenomen – inclusief de gelijkwaardigheidsbepaling uit artikel 1.3 Bouwbesluit 2012. In geschil is welke versie van de Milieulijst 2018 geldt bij de toetsing van de MIA‑claim en of de industriefunctie daarvoor kwalificeert.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat beslissend is welke regelgeving geldt op het moment van het aangaan van de investeringsverplichting, in dit geval 4 juni 2018. X hoeft geen rekening te houden met een wijziging met terugwerkende kracht die pas op 4 juli 2018 is gepubliceerd. De versie van 28 december 2017 verwijst naar het gehele Bouwbesluit 2012, inclusief arti. 1.3 over gelijkwaardigheid. X maakt aannemelijk dat haar fabriekshal hieraan voldoet. Daardoor kwalificeert de gehele investering onder code D 6115 voor de MIA. De aanslag wordt verminderd en de inspecteur moet uitgaan van de volledige aftrek.
Wetingang:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.42A
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 17 september
Informatiesoort: VN Vandaag
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief