X ontvangt in 2020 een uitkering door het expireren van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule uit 1989. De netto uitkering is € 25.527 en de verzekeraar heeft € 15.218 loonheffing ingehouden. De oorspronkelijke expiratiedatum van de polis was 1 december 2013. X stelt primair dat de polis daarom al in 2013 is geëxpireerd en dat deze als gevolg daarvan vanaf 2014 als periodieke uitkering in aanmerking genomen had moeten worden. Subsidiair stelt X dat in 2020 alsnog de saldomethode moet worden toegepast.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de gegevens van de verzekeraar met als expiratiedatum 1 februari 2020 onjuist zijn. Het maakt niet uit dat nog steeds onduidelijk is wanneer de expiratiedatum van 1 december 2013 naar 1 februari 2020 is gewijzigd. Op grond van het overgangsrecht in de Invoeringswet Wet IB 2001 en de Wet IB 1964 is de saldomethode weliswaar van toepassing, maar X maakt niet aannemelijk dat dit leidt tot een heffing over een lagere grondslag. De premies waren destijds namelijk aftrekbaar en door X is niet gesteld dat geen aftrek is genoten. De volledige uitkering van € 40.745 is dus terecht in de heffing betrokken. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.133
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Editie: 2 juni
Informatiesoort: VN Vandaag