Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de bedragen van € 151.920 en € 1,8 mln. terecht als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in aanmerking heeft genomen. De stelling van X dat deze bedragen reeds eerder vorderbaar en inbaar waren, faalt.

Vanaf 1 april 2011 woont en werkt X in Nederland. Daarvoor woonde en werkte hij in het Verenigd Koninkrijk. In die periode zijn aan hem bepaalde rechten toegekend door zijn voormalige werkgever, A. De aandelen in A worden gehouden door B. In 2016 worden de aandelen in A verkocht door B. In verband met de aan X verleende rechten komen A, X en C, de Chairman van A, vervolgens in 2017 overeen dat een bedrag van € 1,8 mln. aan X wordt uitgekeerd. De inspecteur neemt het bedrag van € 1,8 mln. in aanmerking als loon uit dienstbetrekking van X. Daarnaast neemt hij ook een bedrag van € 151.920 dat X in 2016 heeft ontvangen als loon in aanmerking.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de bedragen van € 151.920 en € 1,8 mln. terecht als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in aanmerking heeft genomen. De stelling van X dat deze bedragen reeds eerder vorderbaar en inbaar waren, faalt. Voor het bedrag van € 151.920 geldt dat de aandelen waar deze betaling betrekking op heeft niet op enig tijdstip voorafgaand aan 2016 zijn uitgegeven en derhalve bestonden. Levering van de aandelen was dan ook niet direct afdwingbaar op een tijdstip voorafgaand aan de betaling van het bedrag van € 151.920 in 2016. Voor het bedrag van € 1,8 mln. geldt verder dat X weliswaar recht had op 3% van de aandelen in A, maar dat niet is vermeld op welke wijze dit recht zou worden vorm gegeven. De rechtbank overweegt daarbij dat X heeft verklaard dat tussen hemzelf en A discussie is geweest op welke wijze (in welke vennootschap) X aandelen zou krijgen. Verder heeft X ook bevestigd dat vanaf het begin van de toekenning al veel discussie is geweest over de wijze waarop de rechten op aandelen nu precies aan hem zouden worden toegekend. X had dan ook geen direct afdwingbaar recht op levering van aandelen in A voorafgaand aan de betaling in 2017.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 10

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 10A

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 13A

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.81

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 24 september

Informatiesoort: VN Vandaag

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen