Hof Amsterdam oordeelt dat X zich vergeefs beroept op het kennisgroepstandpunt “Verbeurdverklaring en art. 3.14 Wet IB 2001” van de Belastingdienst (V-N 2024/55.3), zodat de aftrekbeperking wel geldt.

X is betrokken geweest bij het vervaardigen van synthetische drugs. De strafrechter heeft hem onherroepelijk veroordeeld tot 54 maanden cel. Zijn auto en het bij hem aangetroffen contante geld is verbeurdverklaard. De inspecteur heeft aan X ambtshalve aanslagen in de IB-sfeer opgelegd. In geschil is of de waarde van de verbeurdverklaarde goederen ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden kan worden gebracht. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de verbeurdverklaring niet op één lijn te stellen met het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verbeurdverklaring is meer vergelijkbaar met een geldboete, die het privévermogen raakt. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn wordt de verzuimboete nog wel ambtshalve met 15% gematigd tot € 313,65. X stelt in hoger beroep dat de verbeurdverklaring een vervolgprofijt betreft en de facto een ontneming is, waarvoor de aftrekbeperking niet geldt.

Hof Amsterdam oordeelt dat X zich vergeefs beroept op het kennisgroepstandpunt “Verbeurdverklaring en art. 3.14 Wet IB 2001” van de Belastingdienst (V-N 2024/55.3). Uitgaande van de misdrijven waarvoor X onherroepelijk is veroordeeld en de door de strafrechter opgelegde bijkomende straf in de vorm van verbeurdverklaring bestaat geen recht op aftrek in de zin van art. 3.14 Wet IB 2001. De aftrek kan op grond van het evenredigheidsbeginsel alleen achterwege blijven als sprake is van een door de wetgever in zijn afweging niet (volledig) verdisconteerde bijzondere omstandigheid (vgl. HR 6 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1371, V-N 2023/45.20). Uit de parlementaire behandeling volgt echter dat de wetgever de door X aangevoerde belangen wel degelijk heeft meegewogen. De boete is minder dan € 1000, zodat ondanks de overschrijding van de redelijke termijn er wordt volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (vgl. Hof Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2297, V-N 2024/42.15). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.14

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Inkomstenbelasting, Strafrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 13 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen