X exploiteert een fruitteeltbedrijf en huisvest sinds 2006 arbeidsmigranten op zijn erf gedurende de oogstperiode. Tijdens controles in juli 2021 en oktober 2022 blijkt dat respectievelijk zes en zeven arbeidsmigranten op het erf verblijven. De arbeidsmigranten zijn niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het fruitteeltbedrijf. De heffingsambtenaar van de gemeente legt X aanslagen toeristenbelasting voor 2021 en verblijfsbelasting voor 2022 op, omdat de arbeidsmigranten volgens haar tegen vergoeding verblijven. X maakt bezwaar tegen de aanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaart de bezwaren ongegrond. X stelt beroep in en overlegt arbeidsovereenkomsten waaruit blijkt dat de arbeidsmigranten conform de geldende CAO worden betaald, zonder vergoeding voor verblijf. X verklaart dat het verblijf gratis is om personeel aan te trekken.
In geschil is of het verblijf van de arbeidsmigranten op het terrein van X tegen vergoeding heeft plaatsgevonden.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat het verblijf van de arbeidsmigranten tegen vergoeding heeft plaatsgevonden. X toont aan dat de arbeidsmigranten conform de CAO worden betaald en dat het verblijf gratis is om personeel aan te trekken. De rechtbank concludeert dat de kosten van huisvesting op X drukken als onderdeel van zijn ondernemingskosten. De rechtbank vernietigt de aanslagen toeristenbelasting 2021 en verblijfsbelasting 2022, evenals de uitspraken op bezwaar. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 2 mei
Informatiesoort: VN Vandaag