Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat ingehouden verdragsbijdragen op een Nederlands pensioen van een inwoner van Duitsland niet als voorheffing met de aanslag inkomstenbelasting kunnen worden verrekend.

X ontvangt in 2019 pensioenuitkeringen van het UWV en ASR. X doet tijdig aangifte inkomstenbelasting als buitenlandse belastingplichtige en geeft hierbij een bedrag op als verrekenbare loonheffing. De inspecteur stelt de aanslag vast op het volledige pensioenbedrag en corrigeert de verrekening van loonheffing naar nihil. Tevens brengt de inspecteur belastingrente in rekening. X gaat in (hoger) beroep.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat uitsluitend in de belastingwet aangewezen voorheffingen verrekenbaar zijn, zoals loonbelasting en premie volksverzekeringen. X is niet premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen en levert geen bewijs dat dergelijke premies zijn ingehouden. Een verdragsbijdrage op grond van art. 69 Zvw kwalificeert niet als verrekenbare voorheffing en komt ook niet in aanmerking als aftrekbare specifieke zorgkosten. Het hof verwerpt het argument dat vanaf 65 jaar een lager belastingtarief geldt. Het verschil betreft enkel de premieplicht voor de AOW, die op X niet van toepassing is. De belastingrente is conform de wettelijke regels berekend. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 9.2

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 11

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 15

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 7 november

Informatiesoort: VN Vandaag

290

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen