Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de verdubbeling van het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s in 2020 in strijd is met art. 1 EP EVRM ten aanzien van belastingplichtigen die vóór de aankondiging van de verdubbeling onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan.

X is werkzaam in loondienst en krijgt van zijn werkgever een elektrische auto ter beschikking. De auto wordt op 2 april 2019 besteld, maar de levering vindt pas plaats op 20 mei 2020. Op 28 juni 2019 wordt de verhoging van het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s aangekondigd. De werkgever past bij de loonheffing een bijtelling van 8% toe, conform de in 2020 geldende regels. X corrigeert de bijtelling in zijn aangifte IB/PVV 2020 naar 4%, verwijzend naar het tarief dat gold in 2019. Vóór de aankondiging van de verhoging van het bijtellingspercentage is X namelijk al een onomkeerbare verplichting aangegaan. De inspecteur handhaaft de bijtelling van 8% en voert onder meer aan dat de datum van eerste toelating van de auto bepalend is voor het bijtellingstarief. X stelt beroep in en voert aan dat de wetgever onvoldoende rekening heeft gehouden met nadelige gevolgen in individuele gevallen door het niet invoeren van overgangsrecht. Na aankondiging van het nieuwe percentage kon X zijn bestelling enkel annuleren door een aanzienlijke afkoopsom te betalen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat er sprake is van een schending van art. 1 EP EVRM ten aanzien van de groep belastingplichtigen die vóór de aankondiging van de verdubbeling van de bijtelling reeds onomkeerbare verplichtingen waren aangegaan. De wetgever heeft bij de verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s in 2020 geen rekening gehouden met deze groep belastingplichtigen, die de verplichtingen overigens zijn aangegaan op basis van verwachtingen die de wetgever zelf heeft gewekt. De wetgever heeft daarbij ook niet goed nagedacht over het logische neveneffect van gunstige fiscale regels op de levertijd van een elektrische auto. Als gevolg is er geen sprake van een “fair balance” en er zijn geen specifieke dwingende redenen voor aantasting van de gerechtvaardigde verwachtingen van deze groep. De rechtbank kent aan X het bijtellingspercentage van 4% toe.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Europees belastingrecht, Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Editie: 18 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen