Het Gerecht oordeelt dat het voor de vervulling van de voorwaarde van art. 141 sub c BTW-richtlijn niet van belang is dat MS ervan op de hoogte is dat de goederen niet fysiek worden vervoerd naar de drie Deense vennootschappen maar naar de ANC Group.

MS Ključarovci, d.o.o. koopt soja‑ en koolzaadschroot en koolzaadolie van Duitse ondernemingen. Deze goederen worden doorverkocht aan drie Deense vennootschappen. De goederen worden rechtstreeks van Duitsland naar Denemarken vervoerd en dit vervoer wordt door MS georganiseerd en betaald. In haar Sloveense BTW-aangiften neemt MS de ICV’s en de daaropvolgende ICL’s op. Op de facturen vermeldt MS ‘BTW verlegd’. Verder past MS de vereenvoudigingsmaatregel toe voor driehoekstransacties, waarbij de voldoening van de BTW wordt overgedragen aan de drie Deense vennootschappen. Naar aanleiding van een controle krijgt de Sloveense fiscus van de Deense collega’s te horen dat de drie vennootschappen de goederen niet hebben verworven en de overeenkomstige BTW niet hebben voldaan, dat zij in Denemarken geen magazijnen of kantoren hadden en dat zij dus partijen zijn die in gebreke bleven. Uit het onderzoek blijkt verder dat er nog een vierde schakel in de keten is: het Deense ANC Group. Volgens de Sloveense fiscus kan MS dan geen aanspraak maken op de vereenvoudigingsmaatregel voor driehoekstransacties en is zij in Slovenië BTW verschuldigd. MS is het hier niet mee eens. De Sloveense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak. Het Hof van Justitie EU heeft de zaak doorgezonden naar het Gerecht.

Het Gerecht oordeelt dat het voor de vervulling van de voorwaarde van art. 141 sub c BTW-richtlijn niet van belang is dat MS, die zich beroept op de vereenvoudigingsmaatregel voor driehoekstransacties, ervan op de hoogte is dat de goederen niet fysiek worden vervoerd naar de drie Deense vennootschappen maar naar de ANC Group. Daarbij is dan wel van belang dat de goederen aan de ANC Group worden doorverkocht en dat de ANC Group BTW-plichtig is in Denemarken. Verder geldt dan wel dat de vereenvoudigingsmaatregel aan MS kan worden onthouden als vaststaat dat zij wist of had moeten weten dat zij met de transactie die zij ter rechtvaardiging van de toepassing van die regeling aanvoert, haar medewerking verleende aan BTW-fraude in het kader van een leveringsketen.

Wetingang:

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde artikel 41

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde artikel 42

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde artikel 141

Instantie: Gerecht van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht

Editie: 5 december

Informatiesoort: VN Vandaag

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen