X boekt in augustus 2015 een bedrag van € 1.116.238 over van haar Zwitserse bankrekening naar een rekening op naam van haar ex-echtgenoot bij een andere bank in Singapore. X geeft het bedrag niet aan in haar aangifte inkomstenbelasting 2016. X is in 2021 door Rechtbank Rotterdam veroordeeld voor het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangifte IB/ PVV 2011-2015. De inspecteur legt een aanslag IB/PVV 2016 op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.298, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 59.408 en een vergrijpboete van € 40.099. De inspecteur verklaart het bezwaar van X ongegrond. X gaat in beroep. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot de juiste hoogte is vastgesteld.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aan X opgelegde vergrijpboete van 225% van de verschuldigde belasting passend en geboden is, gelet op de grove wijze waarop X de op haar rustende fiscale verplichtingen voor een reeks van jaren heeft geschonden. X heeft een bankrekening geopend in Zwitserland, het bedrag overgeboekt naar een rekening van haar ex-echtgenoot in Singapore en het tegoed verzwegen bij het doen van aangifte. De rechtbank vermindert de vergrijpboete nog wel naar € 24.644, omdat niet kan worden uitgesloten dat een bedrag van € 700.000 aan contanten wel is aangegeven. Na de vermindering door undue delay resteert een boete van € 19.715.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 55
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 30 juni