Naar aanleiding van de door X BV ingediende VPB-aangifte 2021 legt de inspecteur een VA aan haar op. Daarbij wordt belastingrente in rekening gebracht over de periode 1 juli 2022 - 26 augustus 2023, naar het volgens het Besluit belasting- en invorderingsrente geldende percentage van 8. X BV acht het gehanteerde percentage te hoog. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de bepaling uit het Bbi, waarin de hoogte van het percentage belastingrente voor de VPB is geregeld, in strijd met het evenredigheidsbeginsel is vastgesteld. De staatssecretaris stelt (sprong)cassatie in tegen deze uitspraak.
Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de in het Besluit belasting- en invorderingsrente vastgestelde rente van 8% te hoog is. Door een rente van 8% vast te stellen heeft de Besluitgever de aan hem gedelegeerde bevoegdheid tot regelgeving overschreden. De A-G wijst hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022 (21/00170, ECLI:NL:HR:2022:1673, V-N 2022/51.16). Uit dit arrest volgt volgens de A-G namelijk dat de VPB-belastingrente is bedoeld om het rentenadeel van de schuldeiser te compenseren. Het Bbi mag dan ook geen hoger rentepercentage vaststellen dan nodig is om dat nadeel te compenseren. De AG adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren en aan te sluiten bij het percentage van de wettelijke niet-handelsrente (deze staat in 2025 op 6%).
Wetingang:
Besluit belasting- en invorderingsrente artikel 1
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief