X heeft twee lijfrentepolissen bij een verzekeringsmaatschappij. De polissen worden in 2009 en 2018 afgekocht. In 2018 ontvangt X in verband met de afkoop 2018 een voorlopige teruggaaf. In haar aangifte IB/PVV 2018 geeft zij aan dat zij woont in
Kroatië en een kwalificerend buitenlands belastingplichtige is. Zij heeft verder een uitkering en een afkoopsom lijfrente van de verzekeringsmaatschappij met ingehouden Nederlandse loonheffing in haar aangifte vermeld. Daarnaast heeft zij een bedrag aan persoonsgebonden aftrek, specifieke zorgkosten, opgenomen in de aangifte. De inspecteur wijkt in de definitieve aanslag wijkt af van X' aangifte IB /PVV 2018 omdat geen loonbelasting blijkt te zijn ingehouden. De inspecteur weigert de teruggaaf en legt een aanslag op naar een belastbaar inkomen van nihil, wat resulteert in een verplichting tot terugbetaling van de voorlopige teruggaaf. X gaat in bezwaar en (hoger) beroep. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op een teruggaaf van inkomstenbelasting omdat te veel loonheffing is ingehouden.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2018 terecht gecorrigeerd. Er is geen loonbelasting ingehouden op de uitkeringen, waardoor X ten onrechte de voorlopige teruggave heeft ontvangen. Dit betekent dat zij de teruggaaf moet terugbetalen. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 13
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 14 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag