A woont in België en ontvangt een pensioen uit Nederland, waarop geen loonheffing is ingehouden. Hij beschikt namelijk over vrijstellingsverklaringen. De vrijstelling is door de inspecteur per 1 januari 2018 ingetrokken. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2014 tot en met 2017. Nederland mag heffen over een pensioen als dat in België niet tegen het reguliere tarief is belast. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch hebben de vrijstellingsverklaringen bij A het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat het pensioen niet in Nederland is belast. A had alle relevante informatie verstrekt door de aanvraagformulieren juist en volledig in te vullen en er is niet gevraagd naar de heffing in België. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat A ervan mocht uitgaan dat hij alle relevante informatie had verstrekt. Het is niet relevant hoe het pensioen feitelijk in de Belgische heffing is betrokken, maar hoe dat pensioen juridisch in de Belgische heffing moet worden betrokken. A hoefde de inspecteur niet te voorzien van informatie over de feitelijke heffing in België en hoefde de inspecteur ook niet spontaan te onderwijzen in het Belgische belastingrecht. Het beroep van de staatssecretaris is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 7.2
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 16
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting
Editie: 27 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag