Hof Amsterdam oordeelt dat in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, zodat terugwijzing volgt naar de rechtbank voor een hernieuwde behandeling van de zaak.

X BV is opgericht op in april 2017 en is ontbonden per 2 november 2021. Tot 16 augustus 2019 was de echtgenote van A haar bestuurder en enig aandeelhouder. A is sinds 16 augustus 2019 bestuurder en enig aandeelhouder tot de datum van ontbinding. Toen is hij benoemd tot vereffenaar. Aan X BV is een LB-naheffingsaanslag opgelegd over 2017 en 2018, met correcties ten aanzien van het gebruikelijk loon van A, alsmede met vergrijpboeten van 25%. Volgens Rechtbank Noord-Holland is het gebruikelijk loon terecht vastgesteld op € 45.000. De boeten worden wegens het overschrijden van de redelijke termijn gematigd tot respectievelijk € 1960 (2017) en € 2393 (2018). X BV stelt in hoger beroep dat haar gemachtigde, A, niet aanwezig is op de zitting van de rechtbank. De aangetekende brief met de uitnodiging om op de zitting te verschijnen, is afgehaald bij een PostNL-punt toen A en zijn echtgenote op vakantie waren.

Hof Amsterdam oordeelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, zodat terugwijzing volgt naar de rechtbank voor een hernieuwde behandeling van de zaak. A heeft voldoende onderbouwd dat hij in het buitenland verbleef toen de uitnodiging werd afgehaald bij een PostNL-punt. Het is niet duidelijk wie de aangetekende brief in ontvangst heeft genomen, omdat geen handtekening voor ontvangst is geregistreerd. Het beroep van X BV is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Loonbelasting

Editie: 15 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen