X is erfgenaam in de beneficiair aanvaarde nalatenschap van zijn in 2012 overleden vader. Vader was verdachte in een groot strafrechtelijk onderzoek naar handel in softdrugs. Op basis daarvan legt de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV op over 2006–2010, die uiteindelijk door Hof ‘s-Hertogenbosch en de Hoge Raad worden bevestigd. Daarnaast is de vader van de vader van X in 2010 overleden, waarvan de vader gerechtigd is tot de helft van de nalatenschap. De vereffenaar meldt in 2018 dat de nalatenschap fors negatief zal eindigen met een saldo van ruim € 10 miljoen door belasting- en andere schulden. X dient geen aangifte erfbelasting in waardoor de inspecteur een aanslag oplegt, later verminderd tot een verkrijging van € 643.555.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur onvoldoende aannemelijk maakt dat de uitnodiging en aanmaning tot het doen van aangifte daadwerkelijk per post zijn aangeboden. De enkele schermprint toont geen aanbieding aan een postvervoerder, waardoor de vereiste aangifte niet als “niet gedaan” geldt. Daarom is omkering en verzwaring van de bewijslast niet toegestaan. De inspecteur moet de hoogte van de erfrechtelijke verkrijging volledig aantonen, maar slaagt daar niet in. Hij kan niet bewijzen dat het gestelde vermogen uit inkomsten 2007–2010 nog tot de nalatenschap behoort en het saldo van de nalatenschap daarmee positief is. Daarbij komt datgeen de vereffenaar heeft verklaard over het negatieve saldo. De aanslag en de heffingsrentebeschikking worden vernietigd.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 9
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Schenk- en erfbelasting
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag