X stelt beroep in tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2005 tot en met 2011, alsmede tegen opgelegde vergrijpboetes en beslissingen op verzoeken om ambtshalve vermindering. De rechtbank verklaart de beroepen van X niet-ontvankelijk. In het verzet stelt X dat de uitspraak op bezwaar ook naar hemzelf had moeten worden gestuurd, omdat hij over de inhoudelijke kennis beschikt en niet zijn voormalig gemachtigde. X verwijst daarbij ook naar het Voorschrift algemene wet bestuursrecht 1997 en art. 366a Sv., en stelt dat de Belastingdienst hem altijd zelf verantwoordelijk houdt voor zijn belastingzaken. X vindt het daarnaast willekeur dat elke briefwisseling van de inspecteur zowel naar belanghebbende als de gemachtigde gaat, behalve de uitspraak op bezwaar. In verzet is in geschil of de uitspraak op bezwaar ook naar X zelf had moeten worden gestuurd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de uitspraak op bezwaar terecht alleen naar de gemachtigde is gestuurd. De rechtbank stelt dat wanneer een gemachtigde namens de belastingplichtige optreedt, het contact in beginsel via de gemachtigde verloopt. De enkele omstandigheid dat vergrijpboetes zijn opgelegd, leidt niet tot de conclusie dat de uitspraak ook naar X zelf had moeten worden gestuurd. De door X aangehaalde wet- en regelgeving en jurisprudentie is niet van toepassing zijn. Er zijn geen omstandigheden waaruit zou moeten volgen dat de uitspraak op bezwaar ook naar X had moeten worden gestuurd. Het verzet is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 24a
Wetboek van Strafvordering 366a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 juli
Informatiesoort: VN Vandaag