X is voor de jaren 2016, 2017 en 2018 uitgenodigd en vervolgens aangemaand om aangifte IB/PVV te doen. X heeft voor alle drie de jaren geen aangifte gedaan. De inspecteur heeft daarom ambtshalve aanslagen met de maximale verzuimboete van € 5278 opgelegd. X is tegen elk van de verzuimboeten in bezwaar gegaan. De inspecteur heeft alle drie de bezwaren afgewezen wegens overschrijding van de daartoe gestelde bezwaartermijn. X geeft aan dat persoonlijke, medische en psychische omstandigheden aan een tijdig bezwaar in de weg stonden.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bezwaren ruimschoots buiten de wettelijke bezwaartermijn zijn ingediend. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van X, is de termijnoverschrijding wel aan hem toe te rekenen. Het gaat om langdurige problematiek en dus had van X verwacht kunnen worden dat hij hulp had ingeschakeld. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding voor het bezwaar tegen de verzuimboetes en evenmin van een situatie van afwezigheid van alle schuld. De inspecteur heeft derhalve terecht de maximale verzuimboeten aan X opgelegd. Het beroep is ongegrond.
Wetingang:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 artikel 45AA
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 22J
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 60
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67A
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.7
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.11
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 24 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag