Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X het volledige bedrag aan rentekosten als nagekomen bedrijfslast ten laste van zijn inkomen mag brengen.

X heeft in 2019 zijn lijfrentepolissen afgekocht en een aangifte IB/PVV ingediend met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 243. X heeft daarbij een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 215.921 aangegeven, verband houdend met rentekosten over een vordering van Y. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2019 het negatief resultaat niet geaccepteerd. Na bezwaar vermindert de inspecteur de aanslag, maar neemt slechts een deel van de rentekosten in aanmerking. In beroep is in geschil of de rentekosten die X verschuldigd is aan Y een nagekomen bedrijfslast vormen en of deze nagekomen bedrijfslast volledig als negatief resultaat uit overige werkzaamheden ten laste van het inkomen mag worden gebracht.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X het volledige bedrag aan rentekosten van € 215.921 als nagekomen bedrijfslast ten laste van zijn inkomen mag brengen. De rechtbank stelt vast dat X contractueel verplicht is om in 2019 een rente van 18% te voldoen over de hoofdsom, waardoor de volledige renteschuld als nagekomen bedrijfslast moet worden aangemerkt. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de renteschuld niet volledig zal worden afgelost. De rechtbank verwerpt het standpunt van de inspecteur dat alleen betaalde rente in aanmerking komt en vermindert het verzamelinkomen tot € 243. X' beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.95

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i

Wet inkomstenbelasting 2001 3.137

Wet inkomstenbelasting 2001 3.133

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen