Hof Den Haag bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de toepassing van (de rekenmethode uit) de Wet rechtsherstel box 3 uitsluitend openstaat voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is.

Tot het vermogen van X behoren in het buitenland gelegen onroerende zaken. In haar IB-aangifte 2019 neemt X een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op van € 37.909. Hierover is € 11.372 aan box 3-heffing verschuldigd. De aftrek elders belast bedraagt € 8025, waardoor uiteindelijk een box 3-heffing van € 3347 resteert. X verzoekt om toepassing van de Wet rechtsherstel box 3. Het voordeel valt dan weliswaar hoger uit (€ 42.808 in plaats van (€ 37.909), maar door toepassing van een hogere vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting (€ 10.421 in plaats van € 8025) is per saldo een lager bedrag aan IB verschuldigd (€ 2421 in plaats van € 3347). Rechtbank Den Haag oordeelt dat de toepassing van (de rekenmethode uit) de Wet rechtsherstel box 3 uitsluitend openstaat voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is. Daarvan is in het geval van X geen sprake. De wetsgeschiedenis biedt onvoldoende aanknopingspunten om de rekenmethode en de voorkomingsmethodiek uit de Wet rechtsherstel box 3 niettemin toe te passen. De toepasselijke belastingverdragen kunnen hier evenmin verandering in brengen. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de toepassing van (de rekenmethode uit) de Wet rechtsherstel box 3 uitsluitend openstaat voor gevallen waarin dit tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is. Het hof merkt nog op dat uit de wetssystematiek en de belastingverdragen volgt dat eerst het belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de daarover verschuldigde IB wordt bepaald aan de hand van art. 5.2 Wet IB 2001. Vervolgens dient Nederland op grond van de voorkomingsbepaling van het van toepassing zijnde belastingverdrag een vrijstelling te verlenen voor de belasting die betrekking heeft op de inkomensbestanddelen die aan het buitenland zijn toegewezen. De belastingverdragen verplichten Nederland niet tot het in aanmerking nemen van een hoger voordeel uit sparen en beleggen, en daaruit voortvloeiend het verlenen van een hogere vrijstelling, dan volgt uit de toepasselijke nationale wetgeving. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 5.2

Wet rechtsherstel box 3 artikel 1

Wet rechtsherstel box 3 artikel 3

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 10 december

Informatiesoort: VN Vandaag

44

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen