Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de vooruitbetaalde kosten voor funderingsherstel aan een rijksmonument in 2018 kwalificeren als fiscaal aftrekbare onderhoudskosten. Een rechtstreeks verband met de latere werkzaamheden is voldoende.

X is eigenaar van een aantal rijksmonumenten. In 2017 en 2018 constateert de gemeente dat de fundering van de panden niet aan het Bouwbesluit voldoet. Onder dwangsom krijgt X opdracht tot herstel. Na ontvangst van de offertes voor de werkzaamheden betaalt X aan Y BV, zijn houdstermaatschappij, een voorschot van € 150.000 voor funderingsherstel. De bouwvergunning wordt verleend in maart 2021 en de funderingswerkzaamheden worden dat jaar uitgevoerd. X stelt in zijn aangifte IB 2018 dat deze vooruitbetaling aftrekbare onderhoudskosten voor een rijksmonumentenpand betreft. De inspecteur weigert de aftrek.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de kosten kwalificeren als aftrekbare onderhoudskosten. De facturen tonen aan dat de uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebben op funderingsherstel en niet op vernieuwing van het interieur of niet-monumentale delen. Omdat aan X onder dwangsom de last voor funderingsherstel is opgelegd, is de noodzaak voor het onderhoud voldoende aangetoond. Verder bestaat er een duidelijk causaal verband tussen de vooruitbetaling en de latere werkzaamheden. Dat het bouwplan in 2018 nog niet definitief was, doet hier niet aan af. Tot slot oordeelt de rechtbank dat X op de laatste dag van het bestaan van de fiscale regeling nog vooruit mag betalen om gebruik te maken van de toen geldende aftrek.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.1

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 22 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen