Belanghebbende, X NV, maakt onderdeel uit van een concern dat een levensverzekeringsbedrijf uitoefent. Het pensioenplan van de werknemers van het concern is ondergebracht bij A NV. Bij A NV spelen allerlei problemen die in 2020 uiteindelijk tot haar faillissement leiden. In haar VPB-aangifte 2016 zoekt X NV voor de waardering van de voorziening verzekeringsplichtigen (VVP) aansluiting bij de toereikendheidstoets, die wordt geëist door C. C is de vennootschap die beschikt over de voor het uitoefenen van het levensverzekeringsbedrijf vereiste vergunningen. De inspecteur is echter van mening dat voor de winstbepaling moet worden aangesloten bij het Besluit winstbepaling en reserve verzekeraars 2001 (BWRV). De inspecteur vermindert daarom de door X NV opgevoerde VVP met € 45,2 mln tot op het bedrag dat volgt uit het BWRV. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de jaarwinst moet worden bepaald met inachtneming van het BWRV. Verder is met een waardering van de VVP op basis van de toereikendheidstoets van C niet voldaan aan de voorwaarden voor omrekening van de VVP naar zwaardere grondslagen (Niederstwertprinzip).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de VVP bij het vaststellen van de VPB-aanslag 2016 terecht met € 45,2 mln. heeft gecorrigeerd. X NV moet de jaarwinst namelijk bepalen volgens goed koopmansgebruik. Op grond van art. 29 Wet VPB 1969 geldt dat de bepalingen van het BWRV dwingend van toepassing zijn op belastingplichtigen, zoals X NV, die een levensverzekeringsbedrijf uitoefenen. Dat A NV vanaf 2015 geen nieuwe verzekeringsproducten meer heeft verkocht, maakt nog niet dat zij in de jaren 2015 en later niet meer een levensverzekeringsbedrijf uitoefent waarop de bepalingen van het BWRV van toepassing zijn. Verder is ook niet van belang dat sprake is van een fiscale onderwaardering van een pensioenverplichting. Dit levert geen inbreuk op het recht op eigendom op, omdat slechts sprake is van verschuiving van aftrekbare pensioenlasten naar de toekomst (een jaarwinstkwestie), en niet om het definitief weigeren van aftrek van pensioenlasten (een totaalwinstkwestie). Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 29
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 8 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag