X is eigenaar van een twee-onder-één-kapwoning, bouwjaar 1925. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 vast op € 303.000 en legt een aanslag onroerendezaakbelasting op. X maakt bezwaar tegen de vastgestelde waarde en stelt dat de waarde € 220.000 moet zijn. De heffingsambtenaar en de rechtbank handhaven de beschikking en de aanslag. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat de waarde van de woning per de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld. Het hof vindt het gebruik van een van de vergelijkingsobjecten onbegrijpelijk, omdat dit object een voortuin en een luxere uitstraling heeft dan de woning van X. Hierdoor kunnen de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten geen conclusies bieden voor de gezochte waarde. X maakt de door hem verdedigde waarde van € 220.000 echter ook niet aannemelijk. Het hof stelt de waarde in goede justitie vast op € 265.000 en vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 30a
Wet waardering onroerende zaken 17
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 3 juni
Informatiesoort: VN Vandaag