Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat bij staking van de onderneming de waarde van het bedrijfsgedeelte van het pand moet worden verminderd wegens min of meer duurzame zelfbewoning.

X oefent een fysiotherapiepraktijk uit in een eenmanszaak en staakt deze op in het jaar 2018. De praktijkruimte bevindt zich in zijn woning en behoort tot het ondernemingsvermogen, terwijl het woongedeelte tot het privévermogen behoort. De praktijkruimte heeft een eigen opgang, maar is inpandig verbonden met het woongedeelte en beschikt niet over eigen sanitaire voorzieningen of nutsvoorzieningen. De praktijkruimte en het woongedeelte vormen één kadastraal perceel en kunnen niet afzonderlijk worden verkocht. In geschil is of bij de berekening van de stakingswinst voor het bedrijfsgedeelte van het pand rekening moet worden gehouden met een waardedrukkende factor wegens min of meer duurzame zelfbewoning.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het bedrijfsgedeelte van het pand bij staking uitsluitend voor privédoeleinden bestemd is en niet zonder aanzienlijke investeringen afzonderlijk kan worden verhuurd of verkocht. De rechtbank stelt vast dat het woongedeelte en de praktijkruimte als één geheel moeten worden gezien, waardoor een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning van toepassing is. De rechtbank past een aftrek van 15% toe op de waarde van het praktijkgedeelte, conform het geldende besluit. Daarnaast accepteert de rechtbank het beroep van de inspecteur op interne compensatie voor niet opgenomen looninkomsten. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt dienovereenkomstig verlaagd en het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

90

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen