Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
X is eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 140.000 op 1 januari 2020, € 155.000 op 1 januari 2021, € 190.000 op 1 januari 2022 en € 199.000 op 1 januari 2023. In 2021 en 2022 woont X in Zweden. De voorlopige aanslagen IB/PVV 2021 en 2022 zijn conform de ingediende aangiften vastgesteld. X gaat na afwijzing van zijn herzieningsverzoek in beroep en stelt dat er een te hoog inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement. Omdat dit werkelijke rendement hoger is dan het forfaitaire rendement is het inkomen uit sparen en beleggen niet te hoog vastgesteld. Door de waardestijging van de woning bedraagt het werkelijke rendement € 15.000 in 2021 en € 35.000 in 2022. Het forfaitaire rendement is € 3.423 in 2021 en € 4.793 in 2022. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 mei