Het eerste deel van de opdracht met betrekking tot het bieden van investeringszekerheid voor verduurzaming van afvalverbrandingsinstallaties (hierna: AVI’s) heeft geleid tot een eenzijdige intentieverklaring van het kabinet. Een zevental afvalbedrijven heeft per brief aangegeven ondanks deze intentieverklaring nog steeds investeringsonzekerheid te hebben, onder andere door het uitblijven van de garantie dat er geen installaties gedwongen zullen worden gesloten tijdens de uitvoering van hun SDE++-subsidie.

Daarnaast is de werkgroep gevraagd tot een lijst te komen van alternatieven voor de generieke tariefsverhoging van de afvalstoffenbelasting en de verhoging van de CO₂-heffing industrie voor AVI’s. De werkgroep is unaniem van oordeel dat verdere lastenverzwaring aan het einde van de keten – via afvalverbranding en stort – onvoldoende bijdraagt aan afvalpreventie, hoogwaardige recycling en het behoud van grondstoffen. Effectieve sturing vraagt volgens de werkgroep om prikkels en normering aan de voorkant van de keten, bij ontwerp, productie en het op de markt brengen van producten en materialen.

De werkgroep stelt de volgende maatregelen voor:

• •.

  Een viertal verschillende belastingen op verpakkingen, opbrengst € 600 – 800 mln.;

• •.

  Belasting op batterijen, opbrengst nader in beeld te brengen, de afvalsector schat in dat het gaat om opbrengsten van 50-150 mln.

• •.

  Belasting op primaire oppervlaktedelfstoffen, opbrengst € 135 mln.;

• •.

  Belasting op turf in producten, opbrengst € 27 mln.;

• •.

  Belasting op kunstmest, nader in beeld te brengen, raming 2024 kwam uit op een ordegrootte van € 200 mln.

Wetingang:

Wet belastingen op milieugrondslag artikel 23

Wet milieubeheer

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]