X is DGA van een BV, waaraan hij eind 2015 een totale schuld van ruim € 2 mln heeft. Er zijn geen zekerheden verstrekt en geen aflossingsschema's afgesproken. De waarde in het economische verkeer van zijn pensioenaanspraak is ruim € 1 mln. In de loop van 2015 is X door derden als borg aangesproken en gesommeerd om circa € 1 mln te voldoen. Volgens de inspecteur is sprake van een winstuitdeling aan X. Hij constateert een uitdeling van de vordering (€ 2.044.102) verminderd met de pensioenaanspraak (€ 1.008.769) ultimo 2015. Hiervan zal op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 de helft (€ 517.666), bij X in aanmerking worden genomen als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2). Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat het beroep van de inspecteur op interne compensatie slaagt. In geschil is of de pensioenaanspraak terecht is aangemerkt als belast loon uit vroegere dienstbetrekking, dan wel, of bij de navordering terecht is uitgegaan van een uitdeling.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de IB-inspecteur een nieuw feit heeft ondanks dat de VPB-inspecteur in 2018 al een onderzoek naar de schuldpositie van X was gestart. Door onvolledige en deels tegenstrijdige informatieverstrekking door de BV gedurende het onderzoek kwam de VPB-inspecteur pas in 2020 tot de conclusie dat er in 2015 een uitdeling aan X had plaatsgevonden. De gehele pensioenaanspraak wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. De stelling van X dat slechts de aangroei in 2015 kan worden belast, vindt geen steun in het recht. Het beroep van de inspecteur op interne compensatie slaagt. Het beroep van X is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt hij wel een immateriële schadevergoeding van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 2.17

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.81

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 16

Wet op de loonbelasting 1964 artikel 19B