X maakt tevergeefs bezwaar tegen de WOZ-beschikking 2020 voor zijn woning. Na het overlijden van X gaan de erven in beroep tegen die uitspraak op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor verstreken is. Tijdens de beroepstermijn was X nog in leven. X was ernstig ziek en zijn administratie chaotisch. X was tot de dag van zijn overlijden nog actief met financiële zaken en procedures. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De erven gaan in hoger beroep.
Hof Amsterdam (V-N 2024/5.1.5) stelt vast dat X, ondanks zijn ernstige ziekte, maatregelen had kunnen treffen om hulp te krijgen bij zijn financiële zaken. Daarom is het te laat bij de rechtbank ingesteld beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.11
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 september
Informatiesoort: VN Vandaag