Artikelen van Martin de Graaf
In de afgelopen 12 jaar is internationale informatie-uitwisseling tussen belastingdiensten van landen onderling enorm toegenomen. Dat begint uiteraard met informatieverstrekking van en over belastingplichtigen aan belastingdiensten. Pas daarna kunnen de belastingdiensten informatie delen.
In de vorige Uitvergroot van mijn hand stond ik aan de hand van twee voorbeelden stil bij de constant uitdijende regelgeving. Dat zag toen op Pijler 2 en de hybride mismatches. In een periode van zomervakantie komt een vergelijkbaar gevoel van overdaad op bij alle veranderingen die nationaal en internationaal op ons af blijven komen.
Er zijn momenten waarop ik me afvraag wat we toekomstige generaties fiscalisten aandoen qua overdaad aan regelgeving. Gaan we ooit ook weer eens opschonen en inperken? Ik noem twee recente voorbeelden.
Nu het einde van de coronabeperkingen nabij is, geeft dat aanleiding stil te staan bij hoe nu verder. Ten aanzien van internationale fiscale kwesties geeft de OESO, zeker sinds de samenwerking met heel veel landen in het ’OESO/G20 Inclusive Framework’-verband, de richting aan.
Deze columns van mijn hand waren doorgaans vooral fiscaaltechnisch. In deze weken voelt dat ongemakkelijk aan, dus ik wijk enigszins af. De Corona-crisis is op dit moment overal. Ik ga niet schrijven over zaken waar ik geen verstand van heb, maar dit overschaduwt allicht op gezondheids- en economisch gebied alles.
Er is internationale overeenstemming dat moet worden bestudeerd of de wereldwijde belastbare winst van multinationale ondernemingen anders over landen moet worden verdeeld. Dat is begrijpelijk.
Er is geen directe actuele aanleiding voor, maar het intrigeert me hoe we in de fiscaliteit al decennialang omgaan met inkomsten uit een onderneming, nadat het ‘zelf ondernemen’ is gestopt. Het beeld lijkt bij vlagen immers divers.
Het zijn levendige tijden voor het verplaatsen van de werkelijke leiding van naar Nederlands recht opgerichte lichamen, zoals bv’s, naar het buitenland.
Zo aan het eind van het jaar geef ik graag toe aan de neiging van een afstandje naar twee OESO-boeken te kijken. Het zal intrigerend zijn ook in 2018 de ontwikkelingen – en hun invloed op ‘de twee boeken' – te volgen.
Een column geeft ruimte om stil te staan bij schijnbare vanzelfsprekendheden. Duidelijk is dat een IB-ondernemer meer dan een onderneming kan hebben. Art. 3.2 Wet IB 2001 bevestigt dat letterlijk. Martin de Graaf vraagt zich af hoe logisch dat uitgangspunt eigenlijk is. En is het wellicht praktischer om per belastingplichtige uit te gaan van één ongescheiden blokwinst uit onderneming?