De mogelijkheden die geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders op dit moment benutten om inning van een conserverende aanslag te voorkomen, zijn een doorn in het oog van het kabinet. Staatssecretaris Weekers van Financiën wil dit dan ook verdragsrechtelijk gaan aanpakken. Volgens Jeroen van Strien (Senior tax-manager bij het Bureau Vaktechniek van Ernst & Young Belastingadviseurs LLP en verbonden aan de VU Amsterdam) staat Weekers daarmee aan de vooravond van een "lastige en tijdrovende klus, waarbij de kans op succes uiterst onzeker is."

Een aanmerkelijkbelanghouder die emigreert kan een conserverende aanslag tegemoet zien over de waardeaangroei van het aanmerkelijkbelangpakket in de Nederlandse periode. Op die manier behoudt Nederland namelijk een belastingclaim op die waardeaangroei. Na tien jaar volgt evenwel kwijtschelding van de conserverende aanslag, mits aan alle gestelde voorwaarden is voldaan. In de tussentijd kan de Ontvanger van de Belastingdienst op verzoek van de emigrant onder bepaalde condities renteloos uitstel van betaling verlenen.

Binnen de grenzen van betalingsuitstel

Het verleende uitstel wordt echter ingetrokken als de geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouder bijvoorbeeld zijn onderneming (nagenoeg) geheel staakt en tenminste 90% van de reserves uitkeert. Juist dit 90%-criterium is een handig middel om de inning van de conserverende aanslag te voorkomen. Zo komt het volgens Weekers voor dat geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouders 89% van de winstreserves als dividend uitkeren binnen de tienjaarstermijn. De conserverende aanslag kan dan niet worden ingevorderd.

Door binnen de grenzen van de Invorderingswet 1990 te blijven kan de aanmerkelijkbelanghouder dus een groot deel van de winstreserves aan zich laten uitkeren zonder gevaar van invordering van de conserverende aanslag en, mede dankzij de werking van belastingverdragen, met weinig of geen Nederlandse belasting.

Al tijdens de behandeling van de Belastingplannen voor 2013 is door de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor emigrerende aanmerkelijkbelanghouders die door constructies belastingheffing zouden proberen te ontlopen. Daarbij werd ook ingegaan op veronderstelde problemen bij invordering van conserverende aanslagen. In een op Prinsjesdag 2013 verschenen toezeggingenbrief aan de Tweede Kamer onthult Weekers zijn plan om deze problematiek door aanpassing van belastingverdragen aan te pakken.

Aanpassing dividendartikel in belastingverdragen

Weekers stelt voor om tijdens verdrags(her)onderhandelingen een zogenoemd ‘aanmerkelijkbelangvoorbehoud' op te nemen in het dividendartikel van een belastingverdrag. Dit betekent een uitbreiding van het Nederlandse heffingsrecht. Nu is in veel belastingverdragen, conform het OESO-Modelverdrag, het heffingsrecht over dividenden uitgekeerd aan natuurlijke personen beperkt tot 15%. De aanmerkelijkbelangbepaling moet er voor zorgen dat Nederland zijn volledige heffingsrecht van 25% kan uitoefenen over uitgekeerde dividenden uit in Nederland opgebouwde winstreserves waarvoor een conserverende aanslag is opgelegd.

Daarnaast ziet de voorgestelde aanmerkelijkbelangbepaling op dividenden uitbetaald door een vennootschap die volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland. Een belangrijke uitbreiding want hieronder vallen ook de vennootschappen waarvan de oprichting ooit heeft plaatsgevonden naar Nederlands recht. Nederland behoudt dus een heffingsrecht ook in het geval dat een vennootschap inmiddels naar het buitenland is verplaatst, als de plaats van de werkelijke leiding van de vennootschap vóór die verplaatsing ten minste vijf jaar in Nederland was gelegen.

Volledigheidshalve merkt Van Strien nog op dat Weekers ook een wijziging in het vermogenswinstartikel voorstelt,wat ziet op het innen van vervreemdingswinst. Op grond van dit artikel behoudt Nederland haar heffingsrecht in de regel voor vijf jaar, maar bij nieuwere belastingverdragen – zoals met België – wordt dit heffingsrecht veelal uitgebreid tot tien jaar. Na tien jaar wordt de conserverende aanslag overigens kwijtgescholden, waarna Nederland alsnog haar heffingsrecht opgeeft.

Tijdrovende klus

Voor wat betreft de aanmerkelijkbelangbepaling in het dividendartikel blijkt dat deze tot nu toe alleen in een aantal recente belastingverdragen is opgenomen. Van Strien wijst ter illustratie op het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen.

Weekers laat weten dat Nederland zich bij nieuwe verdragsonderhandelingen of heronderhandelingen inzet om de aanmerkelijkbelangbepaling in het dividendartikel in zoveel mogelijk verdragen op te nemen. Daarmee geeft hij eigenlijk al toe dat dit zeker geen fluitje van een cent is.

Sterker nog: "het zal een lastige en tijdrovende klus zijn om voor ieder afzonderlijk belastingverdrag de heronderhandeling te starten en zeker als je als Nederland graag heffingsrecht naar je toe wilt halen, kan de prijs hoog zijn", aldus Van Strien. 

Lastige exercitie

Van Strien geeft aan dat er voor de staatssecretaris voorlopig weinig anders opzit dan een poging tot aanpassing in de bilaterale verdragen die Nederland met de afzonderlijke landen heeft afgesloten. Succes is daarbij zeker niet gegarandeerd. "Het is namelijk maar zeer de vraag of iedere verdragspartner de aanmerkelijkbelangbepaling in het dividendartikel van het belastingverdrag wel met enthousiasme zal ontvangen. Per slot van rekening krijgt Nederland hiermee meer heffingsrecht. Als een verdragspartner hier al mee akkoord gaat dan zal deze daar vermoedelijk ook iets voor terug willen, zelfs al zijn de beide aanmerkelijkbelangbepalingen wederkerig geformuleerd."

Al met al staat Weekers dus een tijdrovende en lastige exercitie te wachten. Een snelle aanpassing van een belastingverdrag is er niet bij. Bovendien – aldus Van Strien – "kan de aanmerkelijk belanghouder ook ‘gewoon' de tienjaarsperiode uitzitten, waarna de Nederlandse claim vervalt. Er moet dan ook worden afgevraagd of de staatssecretaris zijn energie niet meer op andere problematiek zou moeten richten." Wat daarvan ook zij, de geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouder lijkt  – afhankelijk van het land waar hij naartoe is geëmigreerd - nog een lange tijd gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die de huidige Invorderingswet biedt.  

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

1

Gerelateerde artikelen